Subsidie € 2.950 voor lease van een nieuwe elektrische personenauto
Wist je dat het weer mogelijk is om de Subsidie Elektrische Personenauto’s Particulieren (SEPP) aan te vragen. Voor een nieuwe elektrische auto kan de subsidie€ 2.950 zijn. In deze nieuwsbrief vertellen wij je meer over deze subsidie. Verder hebben we twee elektrische lease aanbiedingen voor je klaarstaan. Neem gerust even CONTACT op m et ons voor een offerte en informatie.
Private leaset u een nieuwe elektrische personenauto? Vraag de Subsidie Elektrische Personenauto’s Particulieren (SEPP) aan. Op deze pagina leest u meer over de voorwaarden en het aanvragen van de subsidie.
Voor wie
Bent u een particulier en sluit u in 2023 een private leaseovereenkomst af voor een nieuwe elektrische personenauto? Dan komt u mogelijk in aanmerking voor de SEPP.
Welke auto
Op de Autolijst SEPP staan merken en modellen elektrische personenauto’s waarvan we weten dat ze mogelijk in aanmerking komen voor de subsidie. De lijst is samengesteld met informatie van importeurs en dealers. Of de auto voldoet aan de voorwaarden, hangt óók af van de keuzes die u maakt in de uitvoering. We controleren onder andere de geregistreerde catalogusprijs van uw auto via het kentekenregister van de RDW. Zo bepalen we of de auto voldoet aan de voorwaarden van de subsidieregeling.
Vraagt u SEPP aan? Dan moet u aan deze voorwaarden voldoen:
Uzelf
U bent een particulier.
U heeft een geldig woonadres in Nederland.
In de looptijd van SEPP kunt u één keer subsidie krijgen als u voldoet aan de voorwaarden.
De leaseovereenkomst
U heeft een schriftelijke overeenkomst voor de private lease van de elektrische personenauto.
De leasemaatschappij voert het Keurmerk Private Lease.
De leaseovereenkomst staat op uw naam en is door u ondertekend.
De leaseovereenkomst is afgesloten op of na 1 januari 2023.
De auto
Het is een nieuwe elektrische personenauto.
De elektrische personenauto staat op of na 1 januari 2023 op uw naam in het kentekenregister.
De 100% elektrische personenauto heeft een actieradius van minimaal 120 kilometer (WLTP gemeten).
De nieuwprijs (catalogusprijs) van de elektrische personenauto op uw naam geregistreerd in het kentekenregister, is minimaal € 12.000 en maximaal € 45.000. Let op: de geregistreerde catalogusprijs in het kentekenregister is leidend voor ons.
Zodra de auto is geleverd, zet u die op uw naam in het kentekenregister. Uw auto hoeft nog niet geleverd te zijn als u subsidie aanvraagt.
De nieuwe elektrische personenauto die u private leaset staat 4 jaar steeds op uw naam. Dit is gerekend vanaf de datum van 1e inschrijving in Nederland en de datum tenaamstelling in het kentekenregister. We controleren regelmatig bij de RDW of de auto nog op uw naam staat in het kentekenregister. Stopt u eerder met leasen dan de afgesproken 4 jaar? Dan meldt u dit aan ons en stopt de maandelijkse betaling van het subsidiebedrag.
Wanneer krijgt u subsidie voor een nieuwe auto?
U krijgt subsidie voor een nieuwe auto als deze 3 punten in het kentekenregister dezelfde datum hebben:
datum 1e toelating
datum 1e inschrijving in Nederland
datum tenaamstelling
Stond uw nieuwe leaseauto eerder geregistreerd op bijvoorbeeld de naam van het leasebedrijf? Of had de auto een andere voorregistratie? Dan beschouwen wij de auto als gebruikt. Ook als de kilometerstand op 0 staat. U kunt dan de subsidie aanvragen voor een gebruikte auto.
U kunt vanaf 10 januari 2023, 9:00 uur subsidie aanvragen voor de private lease van een nieuwe elektrische personenauto.
Let op: de datum van indienen telt
Stel: de subsidiepot raakt op 1 maart 2023 leeg. We verloten het budget dat die dag nog beschikbaar was dan over alle aanvragen van 1 maart. Het tijdstip van indienen maakt niet uit. Als u de aanvraag verstuurt op 1 maart 0:01 uur, maakt u net zoveel kans als iemand die indient op 1 maart 23:59 uur.
Heeft u op of na 1 januari 2023 een leaseovereenkomst gesloten? Dan kunt u vanaf 10 januari subsidie aanvragen. Wij raden u aan dat ook te doen. Uw auto hoeft nog niet geleverd te zijn als u subsidie aanvraagt.
U logt in met DigiD. Heeft u dit niet? DigiD aanvragen duurt ongeveer 3 werkdagen.
Aanvragen
Vanaf 10 januari 2023, 9:00 uur kunt u op deze pagina de subsidie aanvragen voor een nieuwe volledig elektrische personenauto die u private leaset.
Houd daarvoor deze gegevens bij de hand:
Adres, e-mailadres en burgerservicenummer.
DigiD-app óf DigiD met sms-controle.
Merk en model (handelsbenaming) van de auto zoals het op de leaseovereenkomst staat.
Naam van het leasebedrijf.
Datum ondertekening leaseovereenkomst. Houd uw digitale overeenkomst bij de hand.
IBAN-bankrekeningnummer.
Als bekend het kenteken. (Het kenteken is niet noodzakelijk om een aanvraag in te dienen. U kunt het later doorgeven.)
Na de aanvraag
Na uw subsidieaanvraag ontvangt u altijd een bevestiging per e-mail. U vindt deze bevestiging ook in het eLoket onder Berichten. Wij behandelen de aanvragen op volgorde van binnenkomst per datum. Binnen maximaal 13 weken ontvangt u een besluit over uw aanvraag. Wij streven ernaar dit eerder te doen. U kunt de status van uw aanvraag ook volgen in eLoket. Alle belangrijke berichten vindt u onder ‘Mijn aanvragen’. U kunt inloggen via onderstaande knop.
Ontvangt u subsidie? Wij controleren of het juist is dat u subsidie krijgt. Bewaar daarom uw leaseovereenkomst minimaal 4 jaar. Tijdens een controle kunnen we hierom vragen.
Wanneer ontvangt u de subsidie?
Als wij uw aanvraag goedkeuren, ontvangt u de brief ‘Subsidieverlening’. Wanneer u het subsidiebedrag ontvangt, hangt af van de vraag of het kenteken al op uw naam stond bij de aanvraag.
Kenteken al op naam
Stond uw auto al op naam toen u de subsidie aanvroeg? Dan krijgt u het subsidiebedrag binnen 2 weken op uw rekening als u van ons de brief ‘Subsidieverlening’ heeft ontvangen. U hoeft daarvoor niets te doen.
Kenteken nog niet op naam
Stond uw kenteken nog niet op uw naam op het moment van de aanvraag? Geef het kenteken en uw IBAN-bankrekeningnummer later aan ons door via eLoket. U doet dat zodra het kenteken op uw naam staat en als u de brief ‘Subsidieverlening’ heeft gekregen. Dit moet binnen 18 maanden, gerekend vanaf de datum op de brief ‘Subsidieverlening’. Nadat u uw kenteken aan ons heeft doorgegeven, ontvangt u het subsidiebedrag binnen 2 weken op uw rekening.
U ziet ze wel eens rijden, een hele stoet aan militaire voertuigen, ofwel een militaire colonne. De meeste mensen weten dat hier speciale voorrangsregels voor gelden. Dit hebben we immers ooit geleerd bij ons theorie examen van autorijles. Er kwam altijd wel een examenvraag voorbij die over zo’n militaire colonne ging.
Omdat een militaire colonne voor de meeste mensen geen alledaags tafereel is, is het vaak niet meer helemaal helder hoe het nu ook alweer zit met de voorrangsregels. Wat daarbij ook niet helpt, is dat de regels omtrent colonnes een paar keer zijn veranderd. In dit artikel scheppen we duidelijkheid in de verkeersregels over militaire colonnes.
Wat is een militaire colonne?
Wanneer is een stoet met militaire voertuigen een militaire colonne waarvoor speciale voorrangsregels gelden? Zo’n militaire colonne kan men volgens de Nederlandse verkeersregels als volgt omschrijven: Een aantal zich achter elkaar bevindende motorvoertuigen van een militaire organisatie of rampenbestrijdingsorganisatie, dat wettelijk vastgestelde herkenningstekens voert. Dit betekent dus dat voor een militaire colonne uitsluitend de speciale voorrangsregels gelden als deze ook zichtbare herkenningstekens dragen.
Wat zijn de herkenningstekens? De herkenningstekens bestaan uit vlaggen en lichten. Hieronder een overzicht:
Vlaggen
Het voorste voertuig voert twee blauwe vlaggen bevestigd aan de linker- en rechtervoorzijde van het voertuig;
De volgende voertuigen voeren aan de rechtervoorzijde één blauwe vlag;
Het achterste voertuig voert aan de rechtervoorzijde één groene vlag.
Lichten
De voorste en volgende voertuigen hebben een blauw rechter voorlicht;
Het achterste voertuig heeft een groen rechter voorlicht;
Alle voertuigen moeten licht voeren.
Wat zijn de ‘Speciale verkeersregels’ voor een militaire colonne?
Veel mensen kiezen ervoor om een militaire colonne altijd voorrang te geven. Wel zo makkelijk want dan kan je niet fout zitten. Maar wat zijn nu daadwerkelijk de regels?
De verkeersregels die voor de gehele militaire colonne gelden, zijn in de basis vrij simpel. De colonne moet zich aan de normale geldende verkeersregels houden. Hier zijn slechts enkele uitzonderingen op: in tegenstelling tot de normale verkeersdeelnemers hoeft een militaire colonne geen voorrang te geven bij voetgangersoversteekplaatsen en bij een bij een halte wegrijdende bus. Ook hoeven de volgende voertuigen van de militaire colonne niet te stoppen voor een rood verkeerslicht als het voorste voertuig al voorbij het verkeerslicht met groen licht is gereden.
Hoe zit het met het doorsnijden van een militaire colonne?
Hier wordt het wat complexer. Om wat meer duidelijkheid te verschaffen, halen we het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990) er bij.
In artikel 16 RVV 1990 is een verkeersregel opgenomen waarin staat dat weggebruikers geen militaire colonnes mogen doorsnijden. In artikel 63 RVV 1990 staat vervolgens dat verkeerstekens boven verkeersregels gaan. Omdat artikel 16 RVV 1990 een verkeersregel is, gaat een verkeersteken, zoals een verkeersbord, voor op de regel dat een weggebruiker geen militaire colonne mag doorsnijden.
Dus wat betekent dit bij kruispunten?
De belangrijkste vraag is of er sprake is van een gelijkwaardig kruispunt. Bij gelijkwaardige kruispunten geldt, als u van rechts komt, voorrang op de colonne zolang het voorste voertuig nog niet is gepasseerd. Wanneer het voorste voertuig wel al is gepasseerd, heeft u geen voorrang en mag de colonne dus niet doorkruist worden.
Wanneer er geen sprake is van een gelijkwaardig kruispunt en u rijdt op een (met verkeerstekens aangegeven) voorrangsweg, dan heeft u voorrang op de colonne en mag u de colonne wel doorkruisen.
Schade waarbij een militair voertuig betrokken is
Als er een schade ontstaat waarbij een militair voertuig betrokken is, dan is nog de vraag waar u moet zijn om een claim in te dienen. Als u zelf aansprakelijk bent dan kunt u de schade natuurlijk bij uw eigen verzekeraar melden maar als het militaire voertuig aansprakelijk is, dan zit hier geen verzekeraar achter. Schades worden door Defensie zelf in behandeling genomen. Mocht u betrokken raken bij een ongeluk waarbij een militair voertuig aanwezig is, dan kan de schade gemeld worden bij de Sectie Claims van het ministerie van Defensie.
Funderingslabel leidt tot onrust onder leden Eigen Huis
Geplaats op: 5 november 2020
Onrust bij leden VEH
Vanaf juli volgend jaar krijgen alle huizen bij verkoop een funderingslabel dat het risico op verzakkingen vaststelt. Vereniging Eigen Huis (VEH) spreekt van een goede ontwikkeling, maar stelde het nieuwsbericht op haar website bij nadat verontruste leden zich begonnen te melden.
Eigen Huis citeerde aanvankelijk John Kersemakers, bouwkundig specialist bij de vereniging: “Er gaan geluiden dat het funderingslabel zal leiden tot grootschalige waardedalingen. Maar die vermoedens zijn wat ons betreft wat te voorbarig. Een goede fundering draagt bij aan de waarde van de woning, net als goed onderhoud en een goed Energielabel.”
Die uitspraak is inmiddels weggehaald. Er staat nu: “Het label moet eerst goed worden getest. Momenteel is al een indicatief funderingslabel op te vragen op de website van het Kennis Centrum Aanpak Funderingsproblematiek (KCAF), de organisatie achter het funderingslabel). Veel verontruste leden namen hierover contact met ons op. Na het invullen van de funderingstool schrokken veel mensen van de uitkomst en de hoge bedragen voor het herstel van de fundering van hun woning. Ook zeggen veel mensen dat het type fundering van hun huis niet klopt. Naar aanleiding hiervan hebben wij contact opgenomen met het KCAF.”
Herstelbedragen niet meer getoond
VEH: “De eerder op de website getoonde herstelbedragen, die een compleet nieuwe fundering betreffen en soms oplopen tot honderdduizenden euro’s, wekten de indruk dat die voor elke woning nauwkeurig zijn bepaald. Omdat dit niet zo is, toont het KCAF deze informatie niet meer. Als er problemen zijn met de fundering van jouw woning kan de schade pas na onderzoek door een deskundige worden vastgesteld. Nadat duidelijk is welke maatregelen en werkzaamheden noodzakelijk zijn voor herstel of versterking van de fundering kan een kostenbegroting worden gemaakt.
“Op dit moment zijn nog niet in alle gemeenten de benodigde gegevens beschikbaar om een goede inschatting te kunnen maken van funderingsrisico’s. Als je een label hebt opgevraagd en meent dat de funderingsinformatie van je woning op de KCAF-website niet juist is, dan kun je dat via het contactformulier melden. Je krijgt dan persoonlijk antwoord van het KCAF.”
Het funderingslabel komt tot stand door pandgegevens en informatie over ondergrond en grondwater te combineren. Het KCAF ontwikkelde hiervoor een model. Funderingslabel A staat voor het minste risico op verzakking, label E voor het meeste risico. Deze kwalificatie wordt opgenomen in het taxatierapport dat de koper van een woning laat maken.
Een huiseigenaar die zijn woning verkoopt, hoeft zelf geen funderingslabel aan te vragen, zoals dat bij een energielabel wel het geval is. Ook is de huiseigenaar niet verplicht om specialistisch onderzoek te laten uitvoeren. Dat kan wel verstandig zijn als er indicaties zijn dat de fundering gebreken vertoont.
Volgens schattingen van het KCAF lopen ongeveer een miljoen woningen op termijn risico op funderingsschade. Die schade kan niet worden verhaald op het waterschap, de gemeente of de verzekeraar.
U weet als geen ander wat er speelt in uw organisatie. En u heeft ongetwijfeld ook zicht op welke gezondheids- en veiligheidsrisico’s er zijn. Wat doet u met die kennis?
Als werkgever heeft u een zorgplicht. Maar ook met het oog op duurzame inzetbaarheid en bedrijfscontinuïteit is het belangrijk om uitval van werknemers als gevolg van het werk te voorkomen. Nu u ongetwijfeld bezig bent met aanpassingen in uw organisatie in verband met de corona-maatregelen, biedt dat een uitgelezen kans om ook andere punten direct mee te nemen. Kortom tijd voor de RI&E.
Hulp van de RI&E
De risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) helpt om op een gestructureerde manier alle gezondheids- en veiligheidsrisico’s in uw organisatie in kaart te brengen. Hierbij wordt zowel gekeken naar de direct zichtbare aandachtspunten, zoals snijgevaar bij machines of valgevaar bij werken op hoogte, als zaken die niet direct tot uitval leiden. Denk bijvoorbeeld aan langdurige blootstelling aan hoge werkdruk, fysieke belasting door tillen en blootstelling aan (gevaarlijke) stoffen. Ook de maatregelen tegen verspreiding van het corona-virus moeten worden opgenomen in de RI&E. Vervolgens maakt u een realistisch plan om die risico’s aan te pakken door preventieve maatregelen te nemen. Lees hier meer over de RI&E.
Tijdens de Week van de RI&E bieden organisaties in heel Nederland webinars, quickscans, kortingen en telefonische consulten over de RI&E. Grijp dit moment aan om de deze uit te voeren of up-to-date te maken. Bekijk hier alle acties en activiteiten.
Prioriteit
Het uitvoeren van een RI&E is een verplichting vanuit de Arbowet. De risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) staat aan de basis van een preventief beleid voor een gezonde en veilige werkplek. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft er daarom een hoge prioriteit aan gegeven.
Dit komt onder andere tot uiting in:
Een campagne voor het vergroten van de bekendheid van de RI&E
het verbeteren van de ondersteuning van werkgevers
intensivering van het toezicht
In het jaarplan 2020 van de Inspectie SZW worden al extra en strengere controles genoemd, de boetes zijn verhoogd en er worden sneller boetes uitgedeeld. Ga dus nu aan de slag.
Medewerkers die ziek worden door hun werk is echt niet meer van deze tijd…
Hert is niet voor niets dat er een week van de RI&E nodig is. Veel ondernemers hebben hier nog te weinig of geen actie op ondernomen. Wil je meer weten over hoe dit te regelen voor jouw bedrijf neem dan gerust contact met mij op. Candor werkt hiervoor samen met Safety Analyse, Ron Haandrikman
Steeds meer seinen op groen: gaat de directe autoverzekering er komen, en in welke vorm?
Autoverzekeraars spreken al jaren over een directe autoverzekering als vervanging van het huidige systeem waarbij automobilisten WA-schades met de maatschappij van de tegenpartij afhandelen. Consumenten juichen het toe en ook verzekeraars zijn enthousiast. 2020 zou een doorbraakjaar kunnen worden, als leden van het Verbond stemmen over de directe verzekering. Hoe kwam het zover en welke implicaties heeft het radicaal omgooien van de WA-verzekering?
Voor de ontstaansgeschiedenis van de directe autoverzekering in Nederland moeten we terug naar Zeeland in 2014. Specifieker, naar de A58 tussen Goes en Middelburg. Op een dinsdagochtend september tussen acht en negen uur ’s ochtends botsen op een stukje snelweg van zo’n tien kilometer honderdvijftig voertuigen op elkaar. Automobilisten vertellen naderhand dat het leek alsof ze op een witte muur af reden, staat in een terugblik die Omroep Zeeland vijf jaar na dato maakte. In het mistongeluk vallen twee doden, drieëntwintig mensen raken gewond, waarvan drie ernstig.
Aansprakelijkheid niet vast te stellen
De aansprakelijkheid van een kettingbotsing met die omvang valt niet vast te stellen. Het Openbaar Ministerie besluit na onderzoek niemand te vervolgen; de plotselinge en zeer dichte, lokale mist maakt dat er sprake was van overmacht. De ongeveer tien betrokken verzekeraars steken de koppen bij elkaar, zien dat een reconstructie van de massacrash onbegonnen werk is en besluiten voor het eerst in Nederland om ieder voor zich de schade van de eigen verzekerden af te handelen. Met andere woorden: alle WA-schades werden afgehandeld als een cascoschade. Met nog weer andere woorden: de verzekeraars werken volgens het model van de directe verzekering of firstpartyverzekering (in plaats van de huidige thirdpartypolis).
Klanten mogen niet de dupe worden
Het belangrijkste motief van de maatschappijen voor deze keuze is om klanten niet de dupe te laten worden van de niet vast te stellen aansprakelijkheid. Achteraf krijgen verzekeraars van hun klanten veel complimenten voor deze aanpak. Verzekeraars kijken er zelf ook met grote tevredenheid op terug. Ze merken hoe soepel een schadeafhandeling kan lopen als je de gegevens van de benadeelde hebt en daardoor snel zaken kunt regelen.
De afhandeling van de kettingbotsing in Zeeland was een te mooi resultaat om daarna niet na te denken over een systeem van directe autoverzekering in Nederland
“Het was een te mooi resultaat om daarna niet na te denken over een systeem van directe verzekering in Nederland”, zegt Marly de Blaeij. Als beleidsadviseur mobiliteit bij het Verbond van Verzekeraars is ze betrokken bij de directe verzekering. Wat meespeelt zijn toekomstige ontwikkelingen waarbij voertuigen het heft (of eigenlijk: het stuur) zelf in handen nemen. Bestuurders krijgen in de autonome auto steeds meer een bijrol. Daarbij past een verkeersverzekering die gekoppeld is aan de persoon, niet aan het voertuig.
Verbond kijkt naar Zweden
Sindsdien staat de directe verzekering in beleids- en meerjarenplannen van het Verbond. Eerst nog als stip op de horizon, maar al snel gingen verzekeraars op werkbezoek naar Zweden om lessen te leren van een land dat al ruim veertig jaar deze verzekeringsvorm kent. Ook werd op kleine schaal een pilot gedraaid. Inmiddels is het Verbond zover dat het verwacht nog dit kalenderjaar een voorstel in stemming te brengen op de algemene ledenvergadering.
Klant is gewend schade bij de eigen verzekeraar te claimen
Veel consumenten weten niet dat ze niet bij hun eigen verzekeraar terechtkunnen na een aanrijding waarbij ze zelf geen schuld dragen. Ze zijn van hun inboedel-, reis- of zorgpolis gewend dat als ze schade hebben, ze bij de maatschappij aankloppen die ook maandelijks de premie afschrijft. Een behoefteonderzoek van het Verbond leverde op dat consumenten het zouden toejuichen als dat ook bij hun autoverzekering kan. Sterker, nu reageren ze vaak verrast of vol onbegrip als ze te horen krijgen dat ‘hun verzekeraar’ niets voor ze kan doen en dat ze zich tot de verzekeraar van de tegenpartij moeten wenden.
20 procent minder tijd nodig voor afhandeling
Eenzelfde uitkomst had een pilot waarbij enkele verzekeraars onderling afspraken een deel van de schades af te wikkelen alsof er sprake was van een directe verzekering. Consumenten vonden dat “ontzettend fijn”, zegt de Blaeij. De schadeafhandeling ging ook significant sneller: van gemiddeld 52 naar 42 dagen, van de melding tot het sluiten van het dossier. Klanten kregen hun geld veel eerder, maar ook verzekeraars waren dus sneller klaar, ook al handelden ze achter de schermen onderling de aansprakelijkheidsvraag nog af.
Nieuwe kansen om je te onderscheiden van de concurrent
WA is nu voor veel verzekeraars een race richting de laagste prijs. Niet gek vanuit het oogpunt van de automobilist; die moet zich immers verplicht verzekeren, maar regelt daarmee de schade van een ander. Waarom zou hij daarvoor meer betalen als hij er niets extra’s voor terug krijgt?
Precies daarin zit wat de directe verzekering ook aantrekkelijk maakt voor aanbieders. Niet alleen levert het tevreden klanten op en gaat de claimafhandeling vlotter, het biedt mogelijkheden om je te onderscheiden. Bijvoorbeeld door aanvullende diensten aan te bieden zoals vervangend vervoer. Verzekeraars hopen dat consumenten in zo’n systeem dezelfde overwegingen laten meespelen als nu bij casco. Als ze goed zijn behandeld door hun eigen verzekeraar, willen ze daar wellicht ook andere polissen sluiten.
Aansprakelijkheid blijft in Nederland een rol spelen
Hoe gaat een eventuele directe verzekering in Nederland eruitzien? In ieder geval anders dan in Zweden, verwacht het Verbond. Nederlandse verzekeraars willen dat aansprakelijkheid voorlopig een rol blijft spelen. Consumenten kunnen hun WA-schade direct afhandelen met hun eigen autoverzekeraar, maar achter de schermen verrekenen maatschappijen dat nog wel met elkaar.
Snel duidelijkheid over de toedracht van een schadegeval blijft daarom van belang. Of een schadeaangifteformulier met handtekeningen van twee partijen daarvoor noodzakelijk blijft, is de vraag. In ieder geval moeten verzekeraars zo snel mogelijk weten wie er aansprakelijk is, of het om een gedekt evenement gaat en of de schade dus in behandeling kan worden genomen.
Naarmate de rol van de bestuurder in voertuigen kleiner wordt, kan wellicht aansprakelijkheid wel los worden gelaten. Net als dat het dan logischer wordt om een verkeersverzekering voor de persoon te ontwikkelen, die dan mogelijk ook gaat gelden voor bijvoorbeeld fietsers en voetgangers. Als autodelen toeneemt en bezit juist daalt, ligt dat voor de hand. Maar voor verzekeraars is dat voorlopig nog toekomstmuziek.
Eerst alleen materiële schades, complexere letselclaims later
Verzekeraars lijken bovendien af te stevenen op een gefaseerde introductie van een directe verzekering. Dus niet voor alle verzekerden tegelijk, maar in stappen om het behapbaar te houden en ervaring op te doen. Er wordt over gedacht te beginnen met alleen materiële schades, en de veel complexere letselclaims pas later in te voegen. Ook kan eerst worden begonnen met alleen particulieren, degenen die het meeste voordeel ervaren van een directe verzekering. In een volgende fase kunnen ook zakelijke rijders worden overgezet. Al met al verwacht De Blaeij dat als de eerste stap is gezet, de fases daarna vrij snel kunnen volgen.
Wat te doen met schades van niet-leden?
Of die eerste sprong gewaagd wordt staat nog niet vast, maar de kans lijkt reëel. Verzekeraars zijn in groten getale enthousiast. Ze willen dat hun product zo goed mogelijk aansluit bij de wensen van de consument. Wat dat betreft is de WA-verzekering nu een vreemde eend in de bijt.
Verzekeraars willen dat hun product aansluit bij de wensen van de consument. Wat dat betreft is de WA-verzekering nu een vreemde eend in de bijt
De directe polis is ver uitgewerkt. Een van de dingen die bijvoorbeeld nog geregeld moet worden is wat je doet met schades van buitenlandse verzekeraars. Ook is het de vraag of niet-leden van het Verbond (zoals National Academic, de risicodrager van Promovendum) de lijn van het Verbond zullen volgen en wat de consequenties zijn als zij schades niet volgens een directe autoverzekering willen regelen.
Overgangskosten moeten opwegen tegen voordelen nieuw systeem
Het Verbond hoopt de komende maanden de laatste puntjes op de i te zetten. Nog dit jaar wil de organisatie een voorstel in stemming brengen bij de leden. Dan komt het vooral aan op geld. Elke maatschappij zal in een impactanalyse moeten afwegen of de kosten van een transitie opwegen tegen de voordelen die een nieuw verzekeringssysteem met zich meebrengt. Een overgang vergt investeringen, daar is iedereen zich van bewust, maar verzekeraars willen voorkomen dat daardoor de premie omhoog moet.
Wat vindt DNB?
Een directe autoverzekering kan ook voor De Nederlandsche Bank (DNB) een interessante ontwikkeling zijn, verwachten autoverzekeraars. De toezichthouder zit hen al jaren op de huid vanwege de verlieslatendheid van WA-portefeuilles, al lijkt dat tij langzaam te keren. Als schades sneller worden uitbetaald, heb je minder reserveringen nodig en kun je de premie in de pas laten lopen met de daadwerkelijke schadelast in plaats van de verwachte kosten.
DNB zelf laat in een reactie weten geen voorkeur te hebben voor een firstparty- of een thirdpartyverzekering. “Een overstap naar een ander systeem brengt altijd transitierisico’s mee, bijvoorbeeld doordat de schadehistorie minder bruikbaar is en gedragsprikkels anders werken zowel bij verzekerden als bij verzekeraars. Uiteindelijk is het aan de politiek om hier een afweging in te maken”, aldus woordvoerder Corina Ruhe.
In een systeem waarbij aansprakelijkheid een rol blijft spelen, hopen verzekeraars de politiek nog niet nodig te hebben. Wordt ook de aansprakelijkheid aangepast, dan moet wetgeving worden herzien en zullen ministerie en het parlement zich erover moeten uitlaten. De Blaeij van het Verbond geeft bovendien aan dat het voor zowel toezichthouders als verzekeraars belangrijk is dat een overgang van het ene naar het andere systeem vlekkeloos verloopt. Daarom gaan verzekeraars ook niet over één nacht ijs. De komst van een directe autoverzekering zou het afscheid betekenen van een systeem dat Nederland al ruim veertig jaar kent. “De eerste stap kun je maar één keer zetten. Dat maakt het echt heel spannend.”
Invoering kost één à anderhalf jaar tijd
Als de directe autoverzekering eenmaal groen licht heeft van de Verbondsleden is naar schatting van De Blaeij nog één à anderhalf jaar nodig om de systemen van verzekeraars erop in te richten. Al was het maar dat het veld ‘tegenpartij’ vervangen moet worden door ‘verzekerde’. “Een systeem dat al veertig jaar wordt gebruik kun je niet van vandaag op morgen omgooien.”
Zelfs als de kosten te overzien zijn en de technische overgang vlekkeloos verloopt, blijft het spannend voor verzekeraars. Ook al is de knop om, gaat de klant het ook doen? Ze zeggen wel graag contact te willen met de eigen verzekeraar, maar wat als hij zegt: ik ga toch naar de tegenpartij? Verzekeraars kunnen consumenten niet dwingen.
Spannend voor verzekeraars: gaat de consument mee?
Een andere vraag: wat doe je als de consument wel ‘gewoon’ een schade-uitkering krijgt van de eigen verzekeraar maar vervolgens met een schade-expert aan zijn zijde probeert via de tegenpartij er meer uit te slepen? Het is een van de punten waar verzekeraars nog op studeren, want zoiets zal tot aanzienlijke kosten leiden, en premieverhogingen.
In Zweden moeten consumenten kiezen: ze kloppen of bij de eigen verzekeraar of bij die van de tegenpartij. Maar ze mogen niet achteraf gaan shoppen. De Blaeij: “In Zweden is dat wettelijk vastgelegd, maar dat regelen is een lang proces.”
2020 stemmen, 2022 invoering?
Verzekeraars rekenen erop dat zelf te kunnen ondervangen. Als dat lukt, kan 2020 weleens het jaar van de directe autoverzekering worden. Niet van de invoering, maar wel van het groene licht. Als de planning vervolgens gehaald wordt, kan 2022 de boeken ingaan als het jaar waarin autoverzekeraars WA-schades rechtstreeks met de eigen klant afhandelen. Zonder dat daar een dramatisch mistongeval aan vooraf heeft hoeven gaan.
RI&E mag niet langer ontbreken, per direct een boete
Geplaats op: 30 augustus 2019
Verbond van Verzekeraars
Het Verbond van Verzekeraars vindt het goed dat bedrijven per direct een boete van de Inspectie SZW kunnen verwachten als zij niet in kaart brengen welke gezondheids- en veiligheidsrisico’s werknemers op de werkvloer lopen.
RI&E
Staatssecretaris Van Ark van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de maatregel op 22 juli per direct ingevoerd. Bij veel bedrijven ontbreekt een zogeheten Risico Inventarisatie en Evaluatie die in kaart brengt welke gezondheids- en veiligheidsrisico’s werknemers op de werkvloer lopen. Nikki van der Knaap, beleidsadviseur bij het Verbond: “Dat is zorgwekkend, want zo’n inventarisatie speelt een grote rol in het voorkomen van bedrijfsongevallen en beroepsziektes”.
Forse boetes
De boete voor bedrijven die de verplichtingen met betrekking tot de RI&E onvoldoende naleven is verhoogd van categorie 4 naar categorie 5 (van 3.000 naar 4.500 euro). De situatie waarin de werkgever in het geheel niet beschikt over een RI&E is aangemerkt als een overtreding met directe boete (ODB). Voor overtreding van artikel 5, derde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, dat ziet op het Plan van Aanpak, waarin is aangegeven welke maatregelen worden genomen en binnen welke termijn, is het boetenormbedrag verhoogd met twee categorieën (van 2 naar 4, van 750 naar 3.000 euro). De situatie waarin de werkgever in het geheel niet beschikt over een Plan van Aanpak is nu eveneens aangemerkt als een overtreding met directe boete. Indien de werkgever in het geheel niet beschikt over een RI&E en Plan van Aanpak wordt dit aangemerkt als één overtreding, namelijk het niet beschikken over een RI&E.
Voor de overige onderdelen van artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet is het normbedrag met één categorie verhoogd (van 2 naar 3, dus van 750 naar 1.500 euro).
De verhoging van het normbedrag met één categorie gaat ook gelden voor artikelen 4.2, 4.2a en 4.13 van het Arbobesluit. Die bepalingen bevatten nadere voorschriften ten aanzien van de RI&E over het werken met gevaarlijke stoffen waaronder kankerverwekkende stoffen en stoffen die voor de reproductie toxisch zijn.
Indien een tekortkoming wordt geconstateerd ten aanzien van de RI&E en/of het Plan van Aanpak wordt eerst een waarschuwing of eis opgelegd, voordat wordt overgegaan tot het opleggen van een boete.
Ons straatbeeld is in korte tijd flink veranderd met de Airwheel, het Hoverboard, de Segway, de e-bike en de Kickbike. Mogen al deze motorrijtuigen de weg op? Hoe zit het met de verzekering? Hebben deze voertuigen een WA-verzekering nodig? Of voldoet een aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren (AVP)?
U kent de film vast wel, Back to the Future! In het vervolg op de eerste film was Michael J. Fox in het tweede deel te zien als puberend jochie, met zelfstrikkende schoenveters balancerend op een skateboard zónder wielen. En dan hebben we het over 25 tot 30 jaar geleden. Toen we dachten dat dit science fiction was en mooi gemaakt, maar niet realiseerbaar.
Ons straatbeeld
2015, het jaar waarin de film zich grotendeels afspeelt, ligt ruim drie jaar achter ons. Zelfstrikkende schoenveters en het zwevende skateboard waarop Marty McFly (Michael J. Fox) zich in de film voortbeweegt, bestaan inmiddels. Weliswaar als prototypes of als voor de gewone consument onbetaalbare producten.
Minder futuristisch zijn de elektrische vervoermiddelen die u tegenwoordig steeds meer in het straatbeeld tegenkomt. We kennen de Airwheel, het Hoverboard, het Airbike-board, de Segway, de elektrische step, de Kickbike, de Trikke, de Swing, de Razor, het elektrische skateboard (met wieltjes), de e-bike, de speed-pedelec, de elektrische scooter, de EcoBoomer iGO en dan vergeet ik er vast nog wel een aantal. Maar mogen al deze motorrijtuigen de weg op? En hoe zit het nu met de verzekering? Hebben deze voertuigen een WA-verzekering nodig of zijn zij verzekerd op een aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren (AVP)?
Typegoedkeuring en kenteken/verzekeringsplaatje
Wanneer een motorrijtuig wordt gebruikt op de openbare weg dient deze in principe WA-verzekerd te zijn. Gelukkig is een aantal van de eerdergenoemde voorbeelden gewoon te verzekeren als motorrijtuig, maar er zijn er ook waarvoor de overheidsinstanties geen typegoedkeuring hebben afgegeven. Een motorrijtuig mag alleen op de openbare weg komen als het een typegoedkeuring heeft en, in de meeste gevallen, is voorzien van een kenteken/verzekeringsplaatje.
Het kan dat een kind op zo’n motorrijtuig op straat een aanrijding veroorzaakt. De schade zal dan hoogstwaarschijnlijk voor rekening van de ouders komen.
Is er geen typegoedkeuring? Dan is het verboden om het voertuig op de openbare weg te gebruiken. Kinderen die dan met zo’n motorrijtuig over de stoep in hun straat rijden, zijn dus in feite strafbaar. De politie kan het motorrijtuig in beslag nemen en een boete uitschrijven. Maar erger nog, het kan zijn dat een kind op zo’n motorrijtuig op straat een aanrijding veroorzaakt. Een verzekeraar zal deze schade dan hoogstwaarschijnlijk niet vergoeden. En deze zal voor rekening van de ouders komen. Dit speelgoed is dus eigenlijk alleen in de achtertuin en binnenshuis te gebruiken.
Bijzondere bromfiets
In bepaalde gevallen kan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat een motorrijtuig bestempelen als ‘Bijzondere bromfiets’. Dit motorrijtuig krijgt hiermee dan een toelating tot het Nederlandse verkeer zonder dat er een kenteken op dit motorrijtuig hoeft te zitten. Het motorrijtuig moet echter wél voldoen aan de verzekeringsplicht én moet voorzien zijn van een verzekeringsplaatje
Het is dus verstandig om, vóór aanschaf van een elektrisch hip vervoermiddel op (één of meer) wielen, bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) na te gaan of er een typegoedkeuring voor is afgegeven.
WA verzekering
Op de website van het Verbond van Verzekeraars staat een zo volledig mogelijk overzichtvan motorrijtuigen met daarbij aangegeven of deze motorrijtuigen verzekeringsplichtig en/of kentekenplichtig zijn en of er wel of niet mee op de openbare weg mag worden gereden. Dit zijn dus niet alleen maar elektrische motorrijtuigen maar alle motorrijtuigen. Echter, door razendsnelle ontwikkelingen in deze voertuigenbranche kan het zijn dat de lijst niet helemaal meer up-to-date is, maar voor de motorrijtuigen die in deze lijst vermeld staan, is niets veranderd voor wat betreft kenteken- en verzekeringsplicht. Voor gekentekende én ongekentekende motorrijtuigen heeft de Vereende meestal een verzekeringsoplossing, mits hiervoor een typegoedkeuring is afgegeven.
AVP verzekering
Schade met of door motorrijtuigen is in principe uitgesloten op de AVP. Veel verzekeraars hebben in de polisvoorwaarden bepalingen opgenomen voor specifieke gemotoriseerde zaken. Die dan vervolgens wel onder de dekking vallen. Te denken valt aan het eerder genoemde kinderspeelgoed of een gemotoriseerde gazonmaaier. Met de kanttekening dat het voertuig niet harder mag gaan dan een bepaalde maximum snelheid, bijvoorbeeld 10 kilometer per uur.
E-bike
Ook een e-bike wordt vaak apart genoemd in de AVP voorwaarden. De e-bike is ook een motorrijtuig, maar is vrijgesteld van de WAM-verzekeringsplicht. Maar schade veroorzaakt met of door een e-bike is wél gedekt op de AVP. De AVP is echter geen verplichte verzekering, en alhoewel in Nederland de dekkingsgraad hoog is (95% van de Nederlanders heeft een AVP), zijn er wellicht toch mensen die op een e-bike rijden en geen AVP hebben.
Als iemand wordt aangereden door een e-biker, is er geen kenteken waarmee de verzekeraar van de schadeveroorzaker kan worden getraceerd.
Ook kent de AVP geen rechtstreeks vorderingsrecht. Dus als iemand wordt aangereden door een e-biker, is er geen kenteken waarmee de verzekeraar van de schadeveroorzaker kan worden getraceerd. Wanneer de schadeveroorzaker zich niet netjes meldt bij de schadelijdende partij, blijft deze met de schade zitten. Dat kan er toe leiden dat het Waarborgfonds Motorverkeer opdraait voor schade van deze slachtoffers. Met het gevolg dat verzekerde automobilisten, via door autoverzekeraars betaalde bijdragen aan het Waarborgfonds, moeten opdraaien voor schade die is veroorzaakt door onverzekerde bestuurders van een e-bike.
Speed-pedelec
De speed-pedelec is een e-bike die maximaal 45 kilometer per uur kan rijden. De speed-pedelec is weer een uitzondering op de uitzondering die voor e-bikes is gemaakt: de speed-pedelec is een e-bike waarvoor de zelfde regels gelden als voor de bromfiets. Dat wil zeggen, de speed-pedelec moet zijn voorzien van een gele bromfietskentekenplaat en een achteruitkijkspiegel. De bestuurder van de speed-pedelec moet verplicht een helm dragen en moet met het motorrijtuig op de rijbaan óf, indien aanwezig, op het bromfietspad rijden. En, niet te vergeten, er geldt een WA-verzekeringsplicht en de bestuurder moet minimaal een bromfietsrijbewijs (AM) hebben
Feit of Fabel
Schade veroorzaakt met of door een motorrijtuig is niet verzekerd op de AVP. Of dat motorrijtuig nou wel of niet elektrisch is en wel of geen typegoedkeuring heeft, maakt niet uit. Tot zover kunnen we dus spreken van een fabel. Er zijn echter wel uitzonderingen: de eerder genoemde e-bike en de gazonmaaier zijn hier voorbeelden van. De gazonmaaier is echter geen vervoermiddel.
Of er wel of geen dekking voor een elektrisch vervoermiddel is, hangt dus af van de tekst in de polisvoorwaarden van de AVP. Maar houdt u er wel rekening mee dat, ook al verleent de AVP dekking voor een elektrisch vervoermiddel zonder typegoedkeuring, dat motorrijtuig nog steeds niet gebruikt mag worden op de openbare weg als er geen typegoedkeuring voor is afgegeven.
In dit artikel is gebruik gemaakt van informatie van het Verbond van Verzekeraars, van informatie uit de Beursbengel (nr. 878) en van informatie van tweewieler.nl en wetten.overheid.nl.
Op 1 januari 2013 is de wet BeZaVa in werking getreden. De overheid wil met deze wet een beperking in de uitkeringslasten voor flexwerkers bereiken door de werkgever meer actief bij de re-integratie van de flexwerkers te betrekken en hem financieel raken voor zijn instroom.
In de afgelopen jaren is er al veel gewijzigd in de ziektewet voor vaste medewerkers. Er is nu een wijziging gaande die alleen het flexibel personeel betreft. Een vaste medewerker heeft bij ziekte recht op doorbetaling van loon door de werkgever. Met de nieuwe Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters (BeZaVa) worden maatregelen getroffen om het langdurig ziekteverzuim van uitzendkrachten en mensen met een tijdelijk dienstverband (vangnetters) te beperken. Een maatregel vanuit de overheid om het tekort in de Begroting voor de komende jaren terug te dringen. Deze nieuwe wet wordt in de volksmond ‘wet modernisering ziektewet’ genoemd.
Met de modernisering van de ziektewet wordt de verantwoordelijkheid voor deze groep werknemers ondergebracht bij de werkgever waar hij/zij als laatste gewerkt heeft en ziek uit dienst is gegaan. Vanaf 1 januari 2015 wordt de werkgever individueel belast voor werknemers die met een tijdelijk dienstverband uit dienst zijn gegaan sinds 1 januari 2013. UWV kijkt voor de premievaststelling per 1-1-2015 namelijk naar de instroom van twee jaar eerder.
Wat zijn de veranderingen?
Voor de financiering van de ziektewet betaalt de werkgever een bijdrage aan het sectorfonds, de sectorpremie. In deze sectorpremie zit een component voor de Ziektewet. De hoogte staat per sector (UWV) vast en staat dus los van de instroomcijfers per bedrijf. Met het ingaan van de wet Modernisering Ziektewet krijgt de werkgever te maken met een gedifferentieerde premie voor de Ziektewet. Hoe hoger de instroom van flex-werknemers in de Ziektewet, hoe hoger de gedifferentieerde premie voor de betreffende werkgever. Elke werkgever is dus gebaat bij een goed en snel herstel van (flex)werknemers die ziek uit dienst zijn gegaan.
De nieuwe wet gaat in het bijzonder om werknemers met een flexibel dienstverband van wie de arbeidsovereenkomst eindigt tijdens ziekte, zoals:
werknemers met een tijdelijk dienstverband dat afliep tijdens de ziekteperiode
oproepkrachten en krachten met een nul-urencontract
uitzendkrachten met uitzendbeding
werknemers die binnen vier weken na einde dienstverband ziek worden
werknemers die ziek zijn op het moment waarop hun vaste dienstverband wordt beëindigd
personen met een fictieve dienstbetrekking zoals leerlingen/stagiair(e).
Er is hierbij ook sprake van nawerking: wordt de onverzekerde ex-werknemer binnen 4 weken na afloop van het contract ziek, dan wordt dat ziektegeval aan de werkgever toegerekend.
Bij uitzendkrachten is het uitzendbureau juridisch werkgever en niet de agrarische ondernemer als inlener. Wanneer u gebruik maakt van payroll ligt dit anders. Het begrip payroll kent vele vormen, variërend tot het uitbesteden van enkel de administratieve taken, zoals loonadministratie tot alle juridische taken, waaronder ook de afdracht van de sociale premies. Bij dit laatste wordt de payroll-organisatie juridisch werkgever en daarmee verantwoordelijk voor de zieke werknemer. Welke gevolgen de Modernisering Ziektewet voor de tarieven van de uitzendbureaus gaan hebben is nog niet bekend. Maar dat dit gevolgen zal hebben lijkt geen twijfel.
Verschillende premies
De premies zijn gewijzigd in 2014. Er zijn nu drie afzonderlijk gedifferentieerde premies voor de werkgever, waarvan er twee nieuw zijn:
ZW-flex – deze premie is afhankelijk van de aan de werkgever toegerekende instroom vangnetters in de Ziektewet,
WGA-flex – deze premie is afhankelijk van de aan de werkgever toegerekende instroom vangnetters vanuit de Ziektewet in de WGA,
en een premie WGA ‘vast’ – dit is de premie zoals de werkgever die nu betaalt. De WGA-uitkeringen van (ex)werknemers worden maximaal voor 10 jaar aan de werkgever toegerekend.
Vanaf 2017 worden beide WGA premies samengevoegd.
De hoogte van de premie
Voor de indeling voor 2016 geldt een gemiddelde loonsom per medewerker van € 31.900,= (bezien over 2014). Dit leidt tot het volgende overzicht:
Kleine werkgever: het premieplichtig loon in 2014 is kleiner dan of gelijk was aan € 319.000 .
Middelgrote werkgever: de premieplichtige loonsom 2014 ligt tussen € 319.000 en € 3.190.000.
Grote werkgever: de premieplichtige loonsom 2014 ligt boven € 3.190.000.
Kleine werkgevers betalen in 2016 de drie premies op sectorniveau. Voor middelgrote werkgevers geldt er in 2016 met betrekking tot de vaststelling van de premies een gewogen gemiddelde van de sectorpremie en de eigen individuele premie (gebaseerd op de eigen instroom). Voor grote werkgevers worden de premies individueel vastgesteld op basis van hun eigen instroom.
Wilt u meer informatie over de premieberekening? Dit kunt u vinden in de brochure die het UWV hierover heeft uitgegeven.
Welke werknemers betreft het?
Voor de vaststelling van de hoogte van de premie kijkt men naar de afgelopen 2 jaar. Het gaat om flex-werknemers van wie op of na 1-1-2013 het dienstverband is geëindigd en die op dat tijdstip ziek waren. Verder gaat het om flex-werknemers die op of na 1-1-2010 ziek waren en die op of na 1-1-2013 in de WGA terecht zijn gekomen. Flex-werknemers die ziek zijn als gevolg van zwangerschap of orgaandonatie tellen niet mee. Ook werknemers die u in dienst heeft genomen met een zogenaamde no risk polis hoeft u niet mee te tellen. Een no risk polis wordt verschaft door het UWV wanneer u een werknemer uit bijvoorbeeld de WAO, WIA of Wajong in dienst neemt.
UWV stuurt een brief aan de werkgevers waarin wordt vermeld welke vangnetters in 2012 voor het eerst een WGA-uitkering of Ziektewetuitkering hebben ontvangen. Deze brief is de basis voor de Belastingdienst voor de vaststelling van de premie. Het is van groot belang om die snel en goed te controleren. De reactietijd is beperkt en de ervaring leert dat UWV-overzichten niet altijd foutloos zijn. Vooral bij mensen met meerdere werkgevers in een jaar, maar ook bij fusies en bedrijfsovernames, komt het nogal eens voor dat UWV een werknemer aan de verkeerde werkgever koppelt. Het opvragen van de beschikkingen kan binnen vier weken na ontvangst van de brief van UWV. Als de gegevens niet kloppen, kan er bezwaar aangetekend worden. Zijn er in 2013 geen Ziektewet- en WGA-uitkeringen toegekend aan (ex)werknemers? Dan stuurt UWV geen brief.
De Belastingdienst stuurt ieder najaar een brief aan werkgevers over de hoogte van de premie voor het aankomende jaar, waarin met ingang van dit jaar afhankelijk van de grootte van het bedrijf een sectorpremie, gedifferentieerde premie of een combinatie hiervan is opgenomen.
Eigen risicodragerschap?
Eigenrisicodragers voor de ZW en WGA dragen geen gedifferentieerde premie af en zijn zelf verantwoordelijk voor de kosten en begeleiding van zieke medewerkers. Deze werkgevers voeren zelf de regie over de begeleiding en re-integratie van voormalig medewerkers.
Of eigenrisicodragerschap interessant is, is afhankelijk van veel verschillende factoren. Denk aan het totale premieloon van medewerkers die in het verleden zijn ingestroomd in WAO en WGA en het werkgeversrisicopercentage, staartlasten etc.. Het kan zinvol zijn om met een goede adviseur op het gebied van inkomensverzekeringen de mogelijkheden van eigen risicodragerschap te bespreken.
Garantiestelling WGA ERD
Vanaf 2017 worden WGA vast en WGA flex samengevoegd. Eigenrisicodragers die vanaf 2017 eigenrisicodrager willen blijven, worden eigenrisicodrager voor WGA vast én flex. Willen zij per 1 januari 2017 eigenrisicodrager blijven dan moeten zij vóór 1 oktober 2016 een aanvullende garantieverklaring aan de Belastingdienst afgeven. Uit deze verklaring zal moeten blijken dat de garantsteller (veelal een verzekeraar) ook garant staat voor het risico van WGA flex.
Samengevat
Uiteindelijk gaan de tarieven voor het financieren van de Ziektewet en de WIA omhoog en betaalt elke werkgever de eigen, of ‘sector-eigen’ schade. Als werkgever krijgt u dus een nog groter belang bij verzuimbeheersing. Dat begint bij een zorgvuldige administratie. U zult nog beter uw Ziektewet- en WIA-administratie moeten bijhouden, ook van zieke-uit-dienstreders.
Controleer ook goed de handelingen van UWV: hier worden regelmatig fouten gemaakt. Maar minstens zo belangrijk: kijk kritisch naar de houding in uw organisatie ten opzichte van verzuim. Geldt het principe ‘ziek is ziek’? Of kijkt u vooral naar wat een medewerker nog wél kan doen? Stigas de preventie dienst van onze sector kan u hierbij ook helpen.
Ook is het raadzaam om zelf of met de hulp van een derde partij te proberen de betreffende medewerker(s) sneller aan het werk te helpen. U bent niet verantwoordelijk voor het herstel van uw ex-medewerkers, maar u bent er wel bij gebaat.
Dijsselbloem: ‘Mogelijk betere keuzes met standaardproducten’
Geplaats op: 24 juni 2016
Dijsselbloem: ‘Mogelijk betere keuzes met standaardproducten’
Minister Dijsselbloem (Financiën) ziet heil in de invoering van standaardproducten binnen de financiële dienstverlening. Op dit moment wordt daarom een onderzoek uitgevoerd naar het effect van standaardproducten op het keuzegedrag van consumenten. Dijsselbloem schrijft dit in een Kamerbrief over gevolgen van de hervormingen binnen de financiële sector en de stappen die volgens hem nog genomen moeten worden.
“Standaardproducten kunnen een positief effect hebben op keuzes door consumenten, onder meer doordat consumenten hierdoor mogelijk beter passende keuzes maken”, stelt Dijsselbloem in zijn Kamerbrief.
In het onderzoek dat Dijsselbloem laat uitvoeren wordt empirisch getoetst of consumenten, te midden van vele financiële producten, eerder zullen kiezen voor een standaardproduct. “Als hieruit blijkt dat consumentengedrag inderdaad beïnvloed wordt door een standaardproduct, zal ik vervolgens onderzoeken hoe aanbieders zullen reageren op de introductie van een standaardproduct. Zo is op voorhand niet zeker dat aanbieders deze standaardproducten ook daadwerkelijk zullen willen aanbieden.”
Financiële instellingen houden kennisvoorsprong op consument
De minister denkt aan verdere standaardisatie van de informatieverstrekking bij de verkoop van financiële producten. “Aangeboden informatie aan consumenten dient zo toegankelijk mogelijk te zijn, en standaardisatie kan daarbij helpen. De beschikbaarheid van standaarddocumenten is hierbij een eerste stap om consumenten beter in staat te stellen om producten en diensten te vergelijken en zo een goede afweging te maken. Ik bekijk hierbij mogelijkheden om de effectiviteit van informatieverstrekking verder te vergroten. Enerzijds door te kijken naar verbetering van standaarddocumenten op basis van gedragsinzichten. Anderzijds door te verkennen of informatie uit standaarddocumenten voor partijen toegankelijker kan worden gemaakt.”
Ondanks nieuwe mogelijkheden om klanten meer inzicht te geven in producten, houden financiële instellingen volgens Dijsselbloem een kennisvoorsprong op de consument houden. “Dit kan nog altijd tot onwenselijke uitkomsten leiden zoals de verkoop van te complexe of te risicovolle producten.”
Mogelijke uitbreiding bescherming zzp’ers en mkb-ers
De bescherming vanuit de zorgplicht en het aanschuiven van de toezichthouder bij het productontwikkelingsproces is belangrijk maar, zo stelt Dijsselbloem, “de afgelopen jaren hebben echter ook een aantal concrete problemen plaatsgevonden in de dienstverlening aan kleinzakelijke klanten. Ook deze groep vormt een potentieel kwetsbare groep, waarvoor geldt dat financiële instellingen in een aantal gevallen een grote kennisvoorsprong op hen hebben. De geconstateerde tekortkomingen geven mij voldoende aanleiding om deze zomer belanghebbenden te consulteren over de effecten en gevolgen van een mogelijke uitbreiding van de bescherming van zzp’ers en mkb-ers.”
Privaat verzekeren wordt in veel gevallen nog aantrekkelijker, terwijl verzekeren via het UWV juist duurder wordt, aldus Aon naar aanleiding van de Wet verbetering hybride markt WGA.
Met de Wet verbetering hybride markt WGA komt de privatisering van de sociale zekerheid tot een nieuw hoogtepun, stelt Aon. “Privaat verzekeren wordt voor veel werkgevers nog voordeliger dan voorheen, omdat zij publieke WGA-lasten vanaf 2017 bij het UWV achter mogen laten. Daardoor beginnen werkgevers bij privaat verzekeren met een schone lei. Publiek verzekeren wordt juist duurder gemaakt; de lasten die ontstaan zijn tijdens het eigenrisicodragerschap, worden voortaan in de publieke premie meegenomen. Daardoor betalen werkgevers bij een overstap van privaat naar publiek verzekeren vanaf 2017 dubbel voor de WGA-lasten. Zij hebben daar immers ook al premie voor betaald toen zij nog privaat waren verzekerd.”
Door verliesnemingen in het verleden staan verzekeraars niet te springen om nieuwe risico’s, zegt Aon. “Om voor een aantrekkelijke premie in aanmerking te komen, wordt van werkgevers verwacht dat ze kunnen aantonen dat hun risico’s onder controle zijn. Dit zorgt voor een enorme tijdsdruk: werkgevers die overwegen over te stappen, moeten hun keuze al vóór 1 oktober bij de Belastingdienst indienen. De ervaring leert dat de voorbereiding voor een overstap tussen publiek of privaat verzekeren vaak drie tot zes maanden tijd vergt. Wie niet op tijd een keuze maakt, is in veel gevallen voor minimaal drie jaar verplicht publiek verzekerd en betaalt dan vanaf 2017 de verhoogde publieke premie.”
Keihard nodig
VVP organiseerde op 2 juni jl samen met De Goudse en Movir een themabijeenkomst over Inkomen, waarbij dit onderwerp ook uitgebreid aan bod kwam. In VVP 4, die op 17 juni verschijnt, lezen adviseurs alle ins en outs over wetswijzigingen en trends op het gebied van Inkomen. Dit onder de noemer: “De inkomensadviseur is keihard nodig.”