Geplaats op: 27 september 2021
Vliegen (deels) elektrische auto’s eerder in brand dan voertuigen met een verbrandingsmotor? Nee, zegt verzekeringsmaatschappij Allianz. Het bedrijf geeft wel aan dat de kosten van schade hoger zijn bij elektro-auto’s dan bij benzine- en dieselauto’s.
Allianz Duitsland dook in de schadegevallen en -claims van elektro-auto’s en anders aangedreven modellen. het bedrijf liet zijn onderzoekers van het Allianz Center for Technology alle schadegegevens uit 2018, 2019 en 2020 uitpluizen. De experts concluderen dat de elektrische auto’s gemiddeld hogere reparatiekosten dan verbrandingsmotoren hebben. “De elektro-auto’s lijden echter gemiddeld niet meer schade dan auto’s met benzine- of dieselmotoren”, zo geeft Allianz Duitsland aan het Duitse vakblad Automobilwoche aan. “Maar de reparaties zijn vaak duurder.”
Volgens Allianz zijn de gemiddelde schadelasten in de cascoverzekering hoger voor stekkerauto’s. Bij een volledig elektrisch aangedreven auto liggen de kosten gemiddeld 10% hoger. Bij een plug-in hybridemodel liggen de kosten zelfs 50% hoger. Na een aanrijding zijn de reparatiekosten van puur elektrische auto’s gemiddeld 30 procent duurder. Allianz geeft aan dat een deel van de extra kosten in de manuren zit om de auto’s af en op te bouwen.
Aangezien een brandende elektro-auto geregeld in het nieuws komt, omdat het blussen gecompliceerder is, bekeek de verzekeraar ook de brandgevallen van elektrische modellen. De onderneming concludeert dat het brandrisico van elektrische auto’s niet groter dan dat van een verbrandingsmotor. Het blussen van een brandende elektro-auto duurt echter langer.
In de afgelopen jaren werden tal van eigenaren van elektrische modellen en plug-in hybridemodellen opgeroepen de batterij van hun auto niet op te laden, wegens voorvallen met brand tot gevolg. Opel roept op om de Ampera-e niet direct naast het huis of andere auto te parkeren. Verschillende merken hebben tezamen al enkele honderdduizenden bezitters van een stekkerauto opgeroepen naar de dealer te komen voor het vervangen van het accupakket. Recent werden de batterijen van onder andere de Ford Kuga PHEV, Kia Niro, Opel Ampera-e en Chevrolet Bolt vervangen en worden ook modellen van Tesla aan branden gerelateerd.
De kosten van een dergelijke terugroepactie zijn enorm. Voor de ruim 140.000 exemplaren van de Chevrolet Bolt en Opel Ampera-e bedraagt het kostenplaatje al 1,8 miljard dollar. De nieuwe accu’s voor de Kona bedraagt een verliespost van 900 miljoen dollar. Overigens komt de brand bij slechts een fractie van de getroffen auto’s voor, maar worden uit voorzorg alle auto’s gelinkt aan het euvel.
Geplaats op: 7 februari 2020
Nederlandse bedrijven zien net als vorig jaar bedrijfsschade als hun grootste risico. Cyberincidenten worden steeds vaker genoemd als risico, net als markt- en macro-economische ontwikkelingen. Dat blijkt uit de jaarlijkse Risk Barometer van Allianz.
Allianz Global Corporate & Specialty (AGCS) vroeg 2.718 experts uit meer dan 100 landen naar wat zij als de drie grootste bedrijfsrisico’s ervaren. Onder hen waren CEO’s, risk managers, makelaars en verzekeringsdeskundigen. Wereldwijd worden cyberincidenten met 39% voor het eerst als grootste bedrijfsrisico genoemd, voor bedrijfsschade (37%). Aanpassingen in voorschriften en wetgeving (op 3 met 37%) en klimaatveranderingen (op 7 met 17%) zijn de grootste stijgers.
In Nederland (met 23 respondenten) liggen de verhoudingen anders. Daar is bedrijfsschade (genoemd door 48%) nog steeds het meest genoemde risico, voor cyberincidenten. Die ziet 39% als een belangrijk risico; vorig jaar noemde nog 32% cyberrisico’s. Natuurrampen bezetten de derde plaats met 35% (vorig jaar 28%). Opmerkelijk is dat klimaatverandering dit jaar minder vaak is genoemd: door 17%, tegen 20% vorig jaar.
Een sterke stijging is er voor marktontwikkelingen: die worden nu door 30% (vorig jaar 16%) gezien als een van de drie grootste bedrijfsrisico’s. Daarmee is het het op drie na grootste bedrijfsrisico volgens Nederlandse ondernemingen. Macro-economische ontwikkelingen (bezuinigingen, inflatie) staan voor het eerst in de top 10 van risico’s: die worden door 17% genoemd.
Met de brandveiligheid zit het kennelijk wel snor bij het Nederlandse bedrijfsleven: brand en explosie worden door nog maar 13% als bedrijfsrisico genoemd (vorig jaar 20%). Nieuwe technologieën zijn in toenemende mate een kans in plaats van een bedreiging: nog 13% (24%) ziet ze als risico.
In de financiële sector (wereldwijd) worden cyberincidenten het hoogst aangeslagen als risico (46%), voor wijzigingen in regelgeving en marktontwikkelingen.
Bron: AM-web.nl publicatie door Rob van de Laar op 14 jan 2020
Geplaats op: 6 september 2019
Buitenlandse verzekeraars hebben hun premievolume afgelopen drie jaar weten te vergroten tot meer dan tien procent van de Nederlandse schademarkt, blijkt uit onderzoek van IG&H. De consultant: “Steeds meer buitenlandse risicodragers betreden de Nederlandse verzekeringsmarkt zonder daarbij aan de DNB te rapporteren. Zij worden daarbij geholpen door mismatch tussen klantvraag en aanbod, stijgende premies, harmoniserende wetgeving én professionaliserende adviseurs.”
De tien procent gaat over buitenlandse risicodragers die nog nooit in Nederland hebben gerapporteerd, is dus exclusief bijvoorbeeld Allianz en Amlin. Het premievolume is nog sterk geconcentreerd, zo’n 80 procent van dat premievolume wordt nog geleverd door risicodragers die al langere tijd in Nederland actief zijn (zoals Chubb, AIG en Lloyd’s). Het ligt echter in de lijn der verwachting dat deze onderverdeling de komende jaren een minder geconcentreerd beeld gaat laten zien, meent IG&H.
Het bureau: “Nieuwe spelers zoals Starstone, China Taiping en CNA Hardy breiden stap voor stap het aantal volmachten uit, waarbij zij zich voornamelijk focussen op de zakelijke schadeverzekeringen bij de grotere, professionele advieskantoren en serviceproviders. Ze geven daarbij aan gerichte wens te hebben om te groeien en naarstig op zoek te zijn naar tekencapaciteit. Daarnaast leren interviews dat de risicodragers zich organiseren voor de langere termijn, onder andere door installatie van Nederlands management met ervaring in de markt.”
Deze groei van buitenlandse verzekeraars heeft volgens IG&H “forse impact op het Nederlandse verzekeringslandschap. Traditionele full-service verzekeraars komen verder onder druk te staan. Waar in het verleden succesvolle en winstgevende activiteiten in de Nederlandse schademarkt te realiseren vielen via één van drie waardeketenrollen (full-service verzekeraar, volmacht, adviseur), heeft de rol als sec underwriter nu ook definitief zijn succesvolle entree gemaakt.
“Dat maakt dat verzekeraars nu ook aangevallen worden op een onderdeel van de waardeketen waar ze relatief onaangetast konden opereren. Daar komt bovenop dat buitenlandse partijen de voordelen kunnen plukken van internationale diversificatie en een vaak kapitaalkrachtigere positie, waardoor zij sterke kaarten in handen hebben voor deze positie.
“Dit betekent niet dat traditionele full-service verzekeraars direct buiten spel staan. In de zoektocht naar onderscheid zullen veel Nederlandse verzekeraars wél genoodzaakt zijn zich meer te verdiepen in specifieke doelgroepen en risico’s. Het is daarbij van belang dat ze echte meerwaarde leveren door diepgaand begrip van lokale klantbehoeften, (data gedreven) expertise en het aanbod uit te breiden met aanpalende diensten. Totaaloplossingen bieden in plaats van sec verzekeringen, waarmee onderscheidend vermogen geleverd wordt dat lastig te evenaren is door buitenlandse concurrenten. Voor buitenlandse risicodragers geldt dat de Nederlandse markt een relatief klein aandeel in de totale portefeuille vormt en het ontbreekt hen vaak aan specifieke (doelgroep)kennis over Nederland.”
Bron: vvponline.nl